'Zeg, ik heb u toch
laatst verteld over dat volkstuintje dat we
gekocht hebben?'
'Volkstuintje? O
ja. ..ja, dat herinner ik mij nog.'
'Nou, ik ga er
woensdag naar toe. Misschien. ..eh. ..u heeft
vast wel zin om mee
te gaan en een beetje te helpen met spitten
en zo.'
Henk hoorde zijn
vader een tijd zwaar ademhalen.
'Als jij dat
vraagt, jongen, dan wil ik graag mee om je te hel-
pen,' luidde het
antwoord tenslotte.
Zijn vader was die
winter net gepensioneerd en hij had hem
opgebeld vanuit het
idee dat hij hem met dit verzoek een
enorm plezier deed.
Afgezien nog van het feit dat hij het 'niet
onaardig' zou
vinden weer even iets concreets om handen te
hebben, was het ook
nog eens zo dat zijn vader als boerenzoon
was opgegroeid. Een
jeugd van wroeten en peuteren in de aar-
de en gehannes met
koeien. Zoiets gaat een mens niet in z'n
kouwe kleren
zitten. En ook al heb je de veertig jaar erna alleen
maar asfalt gezien,
van je verleden, van zo 'n verleden, daar kom
je niet vanaf. Al
deed je nog zo je best het te vergeten. Soms - op
een dag als vandaag
bijvoorbeeld in april- kwam er ineens een
bepaalde geur in je
neus ofviel de glinsteringvan een plas on-
der een bepaalde
hoek in je oog en dan bleef je midden op het
trottoir als aan de
grondgenageld staan. Een visioen hoe je in je
klompen door de
klei en de stront ragt; hoe je in de uiers van je
lievelingskoe
knijpt; hoe je in je onderbroek, haast zittend op
het kroos, een
sloot leegbaggert met een emmer bevestigd aan
16
het uiteinde van
een stok. Een hunkering ineens, een verlan-
gen, zo mateloos,
naar iets zo onbereikbaar ver, dat je in je ver-
bijstering alleen
nog maar kunt denken dat je dood wilt. Mors-
dood. Nu meteen.
Hier op het trottoir.
Nee, die ouwe had
net wel wat lauw gereageerd, maar hoe
meer hij erover
nadacht en het zich probeerde voor te stellen,
hoe overtuigder hij
ervan raakte dat zijn vader op dit moment
enorm in zijn sas,
naar buiten stond te staren. Met de haak van
de telefoon nog in
zijn hand als om zichzelf te bewijzen dat het
geen droom was of
een zinsbegoocheling, maar dat hij echt
was opgebeld.
'Was dat Henk?
Had-ie weer vervelende opmerkingen?'
vroeg zijn moeder
natuurlijk nu. Ze zág, ze vóelde dat er iets
was. Maar wát
precies, dat zou ze nooit weten want zijn vader
zou haar vragen
bevestigen noch ontkennen.
Hij probeerde zich
weer te concentreren op het medisch-
psychologische
artikel dat hij aan het lezen was, maar zijn ge-
dachten dwaalden na
de eerste regel alweer af Eigenlijk kon hij
zich geen signalen
van de kant van zijn vader herinneren die
zijn optimistische
veronderstellingen ook maar enige recht-
vaardiging gaven.
Toen zijn vader een halfjaar geleden moest
verhuizen vanwege
zijn pensionering had hij niet de beneden-
woning met tuin
gekozen die hij zo kon krijgen. Een flat twee-
hoog was het
geworden omdat 'die er iets minder uitgewoond
uitzag' en zij
'immers geen invaliden of bejaarden' waren.
'Weet wél wat je
doet, jongen. Zo'n volkstuintje lijkt heel
aardig en leuk maar
er zit een hoop werk aan vast. Denk er eerst
nog maar eens over
na.'
Daar was hij twee
maanden geleden wel even van geschrok-
ken. Hij had die
drieduizend gulden toch voornamelijk zo
makkelijk op tafel
gelegd omdat hij het idee had het tuintje aan
zijn ouwelui cadeau
te doen. Voor het geval hij volgend jaar
alweer uit
Amsterdam zou vertrekken. Niet dat hij zijn vader
17
nu door het dolle
heen van plezier op zijn klompen rond zag
hossen. Maar iets
van het genot waarmee hij opa Beernik van
het tuintje naast
het zijne tussen zijn groenten rond zag schar-
relen zou toch ook
in hem te bespeuren zijn. Kleine dingen,
die alleen gezien
konden worden door iemand die erop ge-
brand was ze te
zien, zouden zijn enthousiasme verraden.
'En wat vindt u van
het tuintje?'
'Ach, wat moet je
ervan zeggen?'
Nou, misschien dat
er ook niks aan zijn vader te merken zou
zijn. Maar dan zou
hij toch van zijn moeder horen hoe zijn
vaderde dagen dat
hij op de tuin geweest was meteen naar bed
was gegaan en de
volgende ochtend alweer om vijf uur in het
huis aan het
rondscharrelen was.
'Wat spook jij zo
vroeg uit?'
'Misschien dat Henk
straks belt om naar dat tuintje te gaan.'
'Voor tienen hoef
je niet op Henk te rekenen.'
Of hij zou in
september al langs zijn neus weg informeren of
het geen tijd werd
voor de najaarsspit.
Of het eerste dat
zijn vader zou vragen als hij aangekondigd
had voorgoed naar
het oosten des lands of voor een paar jaar
naar het oosten van
de wereld te vertrekken, was wat of er met
de tuin ging
gebeuren.
'Verkoop ik toch,'
zou zijn antwoord luiden.
En terwijl zijn
moeder zou blijven dooremmeren over of het
nou wel verstandig
was, het oosten des lands, of wat hij er nou
hoopte te bereiken,
in het oosten van de wereld, zou zijn vader
somber blijven
zwijgen.
'Of heeft u soms
belangstelling?'
'Waarvoor Henk?'
'Voor dat tuintje
natuurlijk.'
'O nee hoor,
helemaal niet. Doe jij er maar mee wat je het
beste lijkt.'
Hij pakte zijn
artikel en begon opnieuw te lezen.
18
Nee, dat stukje
grond dat was precies waar zijn vader al veer-
tig jaar naar zat
te snakken. Zonder het zichzelf toe te geven.
Omdat het verdacht
leuk was zo'n tuintje. Omdat er een hoop
heimwee vastzat aan
zo'n tuintje. Ach jezus. omdat het een
groot stuk
flauwekul was zo'n lapje grond.